Najaar 2020. Ieder jaar ga ik met een vaste groep sporters op een actief weekend. Ik zit deze keer in de organisatie en we hebben vorig jaar al een leuke locatie geboekt. Het zijn altijd heerlijke weekenden, waarin we met elkaar een actief programma doen en tot diep in de nacht dansen. Het is begin september - een tijdje voor de lockdown - en het sportieve weekend nadert. Het aantal besmettingen met corona loopt flink op. Ik begin tegen het weekend op te zien. Moeten we dit wel door laten gaan?
Eén kant in mij vindt het niet verstandig dat we gaan. We zullen gezien het herfstweer immers ook best veel binnen zijn. Ik leg mijn twijfel voor aan mijn mede-organisatoren. Zij durven het allemaal aan. Wel nemen we nog wat extra corona-maatregelen. Ik ben blij dat ik het in ieder geval gedeeld heb. Maar nu sta ik voor een moeilijke keus: ik zit in de organisatie, maar misschien wil ik zelf liever niet mee. Als ik dat besluit, mis ik een leuk weekend dat ik zelf heb georganiseerd. En wat voor signaal geef ik dan af aan de rest van de groep? Dat het wel doorgaat, maar dat ik niet meega?
Het feit dat mijn mede-organisatoren het gevaar heel anders inschatten dan ik, voedt nog een ander deel in mij. Dat is een stem die de afgelopen maanden wel vaker heeft gehoord dat ik té bezorgd ben. Dat ik me niet zo druk moet maken. Die kant van mij is bang geworden dat anderen mij een angsthaas vinden.
Ik ben in tweestrijd en ik kom er niet uit. De voorbereidingen beginnen en ik doe alles wat er gedaan moet worden. Ondertussen vertel ik aan enkele vrienden over mijn twijfel. Dat helpt geen zier, want de meningen lopen totaal uiteen. “Gewoon gaan, joh! Jullie zijn toch vooral buiten", zegt de een. “Poeh, ik zou nog eens goed over nadenken!’ zegt iemand anders. Ik sta er alleen voor.
Het deel dat vindt dat ik niet zo zorgelijk moet doen, wint uiteindelijk de strijd. Tesamen met het Verantwoordelijke Lid van het Organisatiecomité. Ik ga naar het weekend en negeer mijn Bange ik. Ik probeer haar nog thuis achter te laten, maar ze springt in mijn bagage en laat zich het hele weekend niet onbetuigd. Argwanend kijkt ze toe: komen we niet te dicht bij elkaar? Je hebt een loopneus! Misschien steek je iemand aan?’ Niet echt bevorderlijk voor een ontspannen weekend.
Het tettert in mijn hoofd. ‘Je bent veel te bang. Stel je niet zo aan. Ontspan nou eens! Je hebt helemaal geen corona!’ Maar ook: ‘Wat doe je hier? Onverantwoordelijk van je, zeker met die milde klachten. Je had beter naar jezelf moeten luisteren en gewoon niet moeten gaan. Wat ben jij toch gevoelig voor wat anderen van je vinden!’ Ik ga me steeds beroerder voelen.
Als ik na het weekend thuiskom heb ik knallende hoofdpijn. Ik ben uit evenwicht. Dan opeens merk ik hem op: mijn Innerlijke Criticus. Ik word me gewaar dat hij al dagen in me tekeer gaat. Híj is het die al die ontregelende dingen tegen me zegt: dat ik een angsthaas ben; dat ik te gevoelig ben voor wat anderen zeggen. Hij slaat me om de oren met zijn kritiek. Dit besef helpt. Want ik ken mijn Innerlijke Criticus en weet inmiddels ook een beetje hoe ik met hem om kan gaan.
Onze Innerlijke Criticus is een stem die voortdurend kritisch over onze schouder meekijkt en ons precies weet te vertellen wat we allemaal fout doen. Geen prettig gezelschap. Toch heeft de Innerlijke Criticus het beste met ons voor, al is de vorm waarin hij dat doet verre van aangenaam. Hij wil je beschermen tegen kritiek van de buitenwereld. Hij is bezorgd over wat anderen van je zullen denken en probeert te voorkomen dat je faalt of gekwetst worden. Wanneer je goed naar deze stem luistert ontdek je dat hij zich vooral laat horen als je ergens kwetsbaar voor bent.
Ik ga er dus even bij zitten. Wat is het, waar hij bang voor is? Hij wil voorkomen dat anderen me een bangerik vinden; dat ik door de mand val. Maar geeft me ook op mijn kop, omdat hij niet wil dat ik onverantwoordelijk ben.
De Innerlijke Criticus heeft een heel lijstje met wat je allemaal wel en niet moet en mag. En vaak zijn dat hele tegenstrijdig dingen. Doe je A, dan heeft hij kritiek dat je niet voldoende B doet. Doe je B, dan had je meer van A moeten doen. In de ogen van de Innerlijke Criticus doe je het dus nooit goed. De strijd aangaan met deze stem: het is een heilloze weg. Dat verlies je altijd. Wat wél helpt is om stil te staan bij waar je bang voor bent en dat serieus te nemen. Door dat niet weg te willen duwen, maar er juist contact mee te maken.
Dus maak ik contact met het deel in mij dat zo bang is dat anderen mij maar overdreven bang vinden. Dat is een Stoer deel in mij, dat ik goed ken. Zij wil dat ik gezien wordt als krachtig en sterk en is daar heel bedreven in. Ik vertel dat Stoere deel dat ik haar zie en ook dat ik het inmiddels wel aankan als anderen zien dat ik bang ben. Ik voel me al rustiger worden. Dan leg ik een hand op mijn buik, waar mijn Bange Kleine Meisje woont. Ze heeft het zwaar gehad de afgelopen dagen. Ze had gehoopt dat mensen haar zouden opmerken en voor haar zouden zorgen. Want zelf kan ze zo’n moeilijk besluit om niet naar het weekend te gaan niet nemen. Maar dat gebeurde niet. Ik heb haar wel gehoord, maar onvoldoende naar haar geluisterd. Ik beloof haar dat we een coronatest zullen doen, ook al weet ik vrijwel zeker dat de uitslag negatief zal zijn. Ik doe het voor haar, om haar gerust te stellen. Meteen voel ik me beter.
Ik denk aan wat een van de vrouwen tijdens het weekend zei. ‘Het kan me echt niet schelen wat anderen van mij vinden’. In gedachten leen ik wat van haar energie. Die zal ik nog hard nodig hebben. Corona is nog lang niet voorbij.